wroeten

Conjugations List of Wroeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwroetwroetteheb gewroet
jij, je, uwroetwroettehebt gewroet
hij, zij, hetwroetwroetteheeft gewroet
wijwroetenwroettenhebben gewroet
julliewroetenwroettenhebben gewroet
zij, zewroetenwroettenhebben gewroet

Presens
Beta

Example presens sentences for Wroeten with some of the pronouns.

  • Ik wroet in de tuin om onkruid te verwijderen.
  • Jij wroet altijd in mijn spullen zonder toestemming.
  • Hij wroet graag in oude boeken op zoek naar informatie.
  • Wij wroeten samen in de aarde om groenten te planten.
  • Zij wroeten door de modder op zoek naar voedsel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wroeten with some of the pronouns.

  • Vroeger wroette ik altijd in de grond op zoek naar wormen.
  • Toen ik jonger was, wroetten wij vaak samen in de zandbak.
  • Hij wroette urenlang in zijn hoofd over het probleem.
  • Als kind wroetten jullie graag in oude dozen met speelgoed.
  • Elke dag na school wroetten zij in hun rugzakken op zoek naar snacks.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wroeten with some of the pronouns.

  • Ik heb in de tuin gewroet en veel bloemen geplant.
  • Jij bent al een tijdje aan het wroeten geweest in die kast.
  • Hij heeft gisteren in zijn notitieboekje gewroet en vond belangrijke aantekeningen.
  • Wij hebben vorige week flink gewroet in de moestuin.
  • Zij hebben langdurig in het archief gewroet om de ontbrekende documenten te vinden.