klonten

Conjugations List of Klonten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklontklontteheb geklont
jij, je, uklontklonttehebt geklont
hij, zij, hetklontklontteheeft geklont
wijklontenklonttenhebben geklont
jullieklontenklonttenhebben geklont
zij, zeklontenklonttenhebben geklont

Presens

Example presens sentences for Klonten with some of the pronouns.

  • Ik klonter
  • Jij klontert
  • Hij/Zij/Het klontert
  • Wij klonten
  • Jullie klonten

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Klonten with some of the pronouns.

  • Ik klonterde
  • Jij klonterde
  • Hij/Zij/Het klonterde
  • Wij klonterden

Perfectum

Example perfectum sentences for Klonten with some of the pronouns.

  • Ik ben geklonterd
  • Jij bent geklonterd
  • Hij/Zij/Het is geklonterd
  • Wij zijn geklonterd
  • Jullie zijn geklonterd