vogelen

Conjugations List of Vogelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvogelvogeldeheb gevogeld
jij, je, uvogeltvogeldehebt gevogeld
hij, zij, hetvogeltvogeldeheeft gevogeld
wijvogelenvogeldenhebben gevogeld
jullievogelenvogeldenhebben gevogeld
zij, zevogelenvogeldenhebben gevogeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Vogelen with some of the pronouns.

  • Ik vogel elke ochtend in het park.
  • Jij vogelt graag in de natuur.
  • Hij vogelt met veel passie en toewijding.
  • Wij vogelen samen tijdens onze vakantie.
  • Zij vogelen regelmatig in hun achtertuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vogelen with some of the pronouns.

  • Vroeger vogelde ik vaak met mijn grootvader.
  • Toen ik jong was, vogelde ik in mijn vrije tijd.
  • Hij vogelde al sinds zijn jeugd en had veel kennis van vogelsoorten.
  • Wij vogelden elke zomer in dezelfde omgeving.
  • Zij vogelden graag op rustige plekken waar ze de vogels goed konden observeren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vogelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gevogeld in het bos gisteren.
  • Jij bent al eens gaan vogelen in het buitenland.
  • Hij heeft veel vogels gespot tijdens zijn reis.
  • Wij hebben vorige week samen gevogeld.
  • Zij zijn naar een speciaal vogelreservaat geweest en hebben daar gevogeld.