herverzekeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herverzeker | herverzekerde | heb herverzekerd |
jij, je, u | herverzekert | herverzekerde | hebt herverzekerd |
hij, zij, het | herverzekert | herverzekerde | heeft herverzekerd |
wij | herverzekeren | herverzekerden | hebben herverzekerd |
jullie | herverzekeren | herverzekerden | hebben herverzekerd |
zij, ze | herverzekeren | herverzekerden | hebben herverzekerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Herverzekeren with some of the pronouns.
- Ik herverzekeer mijn auto bij een andere maatschappij.
- Jij herverzekeert je huis voor brandgevaar.
- Hij/Zij/Het herverzekeert zijn/haar bezittingen regelmatig.
- Wij herverzekeren onze bedrijfsactiviteiten voor mogelijke schade.
- Jullie herverzekeren jullie reis voordat jullie vertrekken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herverzekeren with some of the pronouns.
- Ik herverzekerde mijn auto bij een andere maatschappij.
- Jij herverzekerde je huis voor brandgevaar.
- Hij/Zij/Het herverzekerde zijn/haar bezittingen regelmatig.
- Wij herverzekerden onze bedrijfsactiviteiten voor mogelijke schade.
- Jullie herverzekerden jullie reis voordat jullie vertrokken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herverzekeren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn auto bij een andere maatschappij herverzekerd.
- Jij hebt je huis voor brandgevaar herverzekerd.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar bezittingen regelmatig herverzekerd.
- Wij hebben onze bedrijfsactiviteiten voor mogelijke schade herverzekerd.
- Jullie hebben jullie reis herverzekerd voordat jullie vertrokken.