vroegsoppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vroegsop | vroegsopte | heb gevroegsopt |
jij, je, u | vroegsopt | vroegsopte | hebt gevroegsopt |
hij, zij, het | vroegsopt | vroegsopte | heeft gevroegsopt |
wij | vroegsoppen | vroegsopten | hebben gevroegsopt |
jullie | vroegsoppen | vroegsopten | hebben gevroegsopt |
zij, ze | vroegsoppen | vroegsopten | hebben gevroegsopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Vroegsoppen with some of the pronouns.
- Ik sop vroeg op, elke ochtend.
- Jij sopt vroeg op als je naar school moet.
- Hij/Zij/Het sopt vroeg op om de dag goed te beginnen.
- Wij soppen vroeg op voor onze ochtendwandeling.
- Jullie soppen vroeg op zodat jullie op tijd op het werk zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vroegsoppen with some of the pronouns.
- Ik sopte vroeg op toen ik nog een student was.
- Jij sopte vroeg op terwijl het buiten nog donker was.
- Hij/Zij/Het mopperde terwijl hij/zij vroeg opsopte.
- Wij sopten vroeg op tijdens onze vakantie.
- Jullie sopten vroeg op omdat jullie een lange dag hadden gepland.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vroegsoppen with some of the pronouns.
- Ik heb vroeg opgesopt voordat de zon opkwam.
- Jij hebt al vroeg opgesopt vandaag.
- Hij/Zij/Het heeft vroeg opgesopt en is nu klaar voor de dag.
- Wij hebben al vroeg opgesopt en kunnen ontspannen.
- Jullie hebben vroeg opgesopt en nu kunnen jullie genieten van de vrije tijd.