annonceren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | annonceer | annonceerde | heb geannonceerd |
jij, je, u | annonceert | annonceerde | hebt geannonceerd |
hij, zij, het | annonceert | annonceerde | heeft geannonceerd |
wij | annonceren | annonceerden | hebben geannonceerd |
jullie | annonceren | annonceerden | hebben geannonceerd |
zij, ze | annonceren | annonceerden | hebben geannonceerd |
Presens
Example presens sentences for Annonceren with some of the pronouns.
- Ik annonceer het nieuws elke ochtend.
- Jij annonceert de winnaar van de wedstrijd.
- Hij/zij annonceert de nieuwe tentoonstelling in het museum.
- Wij annonceren de vergadering aan alle medewerkers.
- Jullie annonceren de aankomende evenementen op de website.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Annonceren with some of the pronouns.
- Vroeger annonceerde ik het nieuws elke avond.
- Toen annonceerde jij de winnaar van de vorige editie.
- In het verleden annonceerde hij/zij altijd de nieuwe producten.
- Vroeger annonceerden wij de evenementen in de krant.
- Toen annonceerden jullie de acties via de radio.
Perfectum
Example perfectum sentences for Annonceren with some of the pronouns.
- Ik heb het nieuws aangekondigd gisteren.
- Jij hebt de winnaar van de wedstrijd aangekondigd.
- Hij/zij heeft de nieuwe tentoonstelling in het museum aangekondigd.
- Wij hebben de vergadering aan alle medewerkers aangekondigd.
- Jullie hebben de aankomende evenementen op de website aangekondigd.