vooruitschuiven

Conjugations List of Vooruitschuiven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschuif vooruitschoof vooruitheb vooruitgeschoven
jij, je, uschuift vooruitschoof vooruithebt vooruitgeschoven
hij, zij, hetschuift vooruitschoof vooruitheeft vooruitgeschoven
wijschuiven vooruitschoven vooruithebben vooruitgeschoven
jullieschuiven vooruitschoven vooruithebben vooruitgeschoven
zij, zeschuiven vooruitschoven vooruithebben vooruitgeschoven

Presens
Beta

Example presens sentences for Vooruitschuiven with some of the pronouns.

  • Ik schuif mijn werk altijd vooruit.
  • Hij schuift zijn verantwoordelijkheden steeds voor zich uit.
  • Zij schuiven het probleem naar elkaar toe.
  • We schuiven de vergadering een uur op.
  • Jullie schuiven het huiswerk weer voor je uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vooruitschuiven with some of the pronouns.

  • Ik schoof mijn verplichtingen vaak vooruit.
  • Hij schoof zijn problemen regelmatig voor zich uit.
  • Zij schoven de beslissing steeds naar elkaar toe.
  • We schoven de deadline telkens een dag op.
  • Jullie schoven de taak opnieuw voor je uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vooruitschuiven with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn taken steeds vooruitgeschoven.
  • Hij heeft zijn beslissing telkens voor zich uitgeschoven.
  • Zij hebben het project constant naar elkaar toe geschoven.
  • We hebben de afspraak een week opgeschoven.
  • Jullie hebben de verantwoordelijkheid weer voor je uitgeschoven.