afkukelen

Conjugations List of Afkukelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkukel afkukelde afheb afgekukeld
jij, je, ukukelt afkukelde afhebt afgekukeld
hij, zij, hetkukelt afkukelde afheeft afgekukeld
wijkukelen afkukelden afhebben afgekukeld
julliekukelen afkukelden afhebben afgekukeld
zij, zekukelen afkukelden afhebben afgekukeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Afkukelen with some of the pronouns.

  • Ik kukelel af naar het strand.
  • Jij kukelt af van de trap.
  • Hij/Zij kukelt af van de fiets.
  • Wij kukelen af in de speeltuin.
  • Zij kukelen af van de berg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afkukelen with some of the pronouns.

  • Vroeger kukelde ik altijd af op mijn skateboard.
  • Toen we jonger waren, kukelden we van de heuvels af.
  • Hij/Zij kukelde regelmatig af tijdens het mountainbiken.
  • Wij kukelden vorige zomer af van de duikplank.
  • Zij kukelden vaak af van de schommel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afkukelen with some of the pronouns.

  • Ik ben afgekukeld van de glijbaan.
  • Jij bent afgekukeld tijdens het skiën.
  • Hij/Zij is afgekukeld van de skateboard.
  • Wij zijn afgekukeld op de trampoline.
  • Zij zijn afgekukeld van de rots.