kronometreren

Conjugations List of Kronometreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkronometreerkronometreerdeheb gekronometreerd
jij, je, ukronometreertkronometreerdehebt gekronometreerd
hij, zij, hetkronometreertkronometreerdeheeft gekronometreerd
wijkronometrerenkronometreerdenhebben gekronometreerd
julliekronometrerenkronometreerdenhebben gekronometreerd
zij, zekronometrerenkronometreerdenhebben gekronometreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kronometreren with some of the pronouns.

  • Ik kronometreer de wedstrijd.
  • Jij kronometreert de spelers.
  • Hij/Zij kronometreert de afstand.
  • Wij kronometreren de tijd nauwkeurig.
  • Jullie kronometreren de race met precisie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kronometreren with some of the pronouns.

  • Ik kronometreerde de wedstrijd vroeger.
  • Jij kronometreerde de spelers altijd.
  • Hij/Zij kronometreerde de afstand zorgvuldig.
  • Wij kronometreerden de tijd nauwkeurig gisteren.
  • Jullie kronometreerden de race met precisie in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kronometreren with some of the pronouns.

  • Ik heb de wedstrijd gekronometreerd.
  • Jij hebt de spelers gekronometreerd.
  • Hij/Zij heeft de afstand gekronometreerd.
  • Wij hebben de tijd nauwkeurig gekronometreerd.
  • Jullie hebben de race met precisie gekronometreerd.