verkondigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkondig | verkondigde | heb verkondigd |
jij, je, u | verkondigt | verkondigde | hebt verkondigd |
hij, zij, het | verkondigt | verkondigde | heeft verkondigd |
wij | verkondigen | verkondigden | hebben verkondigd |
jullie | verkondigen | verkondigden | hebben verkondigd |
zij, ze | verkondigen | verkondigden | hebben verkondigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verkondigen with some of the pronouns.
- Ik verkondig de boodschap van vrede.
- Jij verkondigt het goede nieuws aan iedereen.
- Hij verkondigt zijn standpunt luid en duidelijk.
- Wij verkondigen de waarheid in onze toespraken.
- Zij verkondigen de blijde boodschap van hoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verkondigen with some of the pronouns.
- Ik verkondigde de boodschap van vrede.
- Jij verkondigde het goede nieuws aan iedereen.
- Hij verkondigde zijn standpunt luid en duidelijk.
- Wij verkondigden de waarheid in onze toespraken.
- Zij verkondigden de blijde boodschap van hoop.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verkondigen with some of the pronouns.
- Ik heb de boodschap van vrede verkondigd.
- Jij hebt het goede nieuws aan iedereen verkondigd.
- Hij heeft zijn standpunt luid en duidelijk verkondigd.
- Wij hebben de waarheid in onze toespraken verkondigd.
- Zij hebben de blijde boodschap van hoop verkondigd.