ontrieven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontrief | ontriefde | heb ontriefd |
jij, je, u | ontrieft | ontriefde | hebt ontriefd |
hij, zij, het | ontrieft | ontriefde | heeft ontriefd |
wij | ontrieven | ontriefden | hebben ontriefd |
jullie | ontrieven | ontriefden | hebben ontriefd |
zij, ze | ontrieven | ontriefden | hebben ontriefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontrieven with some of the pronouns.
- Ik ontrief de oude meubels.
- Jij ontrieft de rommel in de kamer.
- Hij/zij/ontrieft de verloren sleutels.
- Wij ontrieven de problemen stap voor stap.
- Jullie ontrieven de moeilijkheden met geduld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontrieven with some of the pronouns.
- Ik ontrief de oude meubels altijd.
- Jij ontrief de rommel in de kamer gisteren.
- Hij/zij ontrief de verloren sleutels regelmatig.
- Wij ontrieven de problemen vroeger vaak.
- Jullie ontrieven de moeilijkheden met geduld in het verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontrieven with some of the pronouns.
- Ik heb de oude meubels ontriefd.
- Jij hebt de rommel in de kamer ontriefd.
- Hij/zij heeft de verloren sleutels ontriefd.
- Wij hebben de problemen stap voor stap ontriefd.
- Jullie hebben de moeilijkheden met geduld ontriefd.