volbouwen

Conjugations List of Volbouwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbouw volbouwde volheb volgebouwd
jij, je, ubouwt volbouwde volhebt volgebouwd
hij, zij, hetbouwt volbouwde volheeft volgebouwd
wijbouwen volbouwden volhebben volgebouwd
julliebouwen volbouwden volhebben volgebouwd
zij, zebouwen volbouwden volhebben volgebouwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Volbouwen with some of the pronouns.

  • Ik bouw vol aan het project.
  • Jij bouwt vol aan de toekomst.
  • Hij/Zij bouwt vol met enthousiasme.
  • Wij bouwen vol vertrouwen.
  • Jullie bouwen volgens het plan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Volbouwen with some of the pronouns.

  • Ik bouwde vol voordat de deadline verstreek.
  • Jij bouwde vol toen ik langskwam.
  • Hij/Zij bouwde vol terwijl het regende.
  • Wij bouwden vol gedurende de hele zomer.
  • Jullie bouwden vol terwijl ik weg was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Volbouwen with some of the pronouns.

  • Ik heb volgebouwd met succes.
  • Jij hebt volgebouwd volgens de specificaties.
  • Hij/Zij heeft volgebouwd in recordtijd.
  • Wij hebben volgebouwd met trots.
  • Jullie hebben volgebouwd zonder problemen.