homologeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | homologeer | homologeerde | heb gehomologeerd |
jij, je, u | homologeert | homologeerde | hebt gehomologeerd |
hij, zij, het | homologeert | homologeerde | heeft gehomologeerd |
wij | homologeren | homologeerden | hebben gehomologeerd |
jullie | homologeren | homologeerden | hebben gehomologeerd |
zij, ze | homologeren | homologeerden | hebben gehomologeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Homologeren with some of the pronouns.
- Ik homologeer de resultaten van het onderzoek.
- Jij homologeert de documenten voor de vergadering.
- Hij/Zij homologeert de nieuwe wetgeving.
- Wij homologeren de contracten met onze leveranciers.
- Zij homologeren de beslissing van het bestuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Homologeren with some of the pronouns.
- Ik homologeerde de resultaten van het onderzoek.
- Jij homologeerde de documenten voor de vergadering.
- Hij/Zij homologeerde de nieuwe wetgeving.
- Wij homologeerden de contracten met onze leveranciers.
- Zij homologeerden de beslissing van het bestuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Homologeren with some of the pronouns.
- Ik heb de resultaten van het onderzoek gehomologeerd.
- Jij hebt de documenten voor de vergadering gehomologeerd.
- Hij/Zij heeft de nieuwe wetgeving gehomologeerd.
- Wij hebben de contracten met onze leveranciers gehomologeerd.
- Zij hebben de beslissing van het bestuur gehomologeerd.