transponeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | transponeer | transponeerde | heb getransponeerd |
jij, je, u | transponeert | transponeerde | hebt getransponeerd |
hij, zij, het | transponeert | transponeerde | heeft getransponeerd |
wij | transponeren | transponeerden | hebben getransponeerd |
jullie | transponeren | transponeerden | hebben getransponeerd |
zij, ze | transponeren | transponeerden | hebben getransponeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Transponeren with some of the pronouns.
- Ik transponeer de muzieknoten naar een andere toonsoort.
- Jij transponeert de akkoorden op de gitaar.
- Hij transponeert de melodieën voor het koor.
- Zij transponeert regelmatig stukken muziek voor haar studenten.
- Wij transponeren de partituren voor het orkest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Transponeren with some of the pronouns.
- Ik transposeerde de muzieknoten naar een andere toonsoort.
- Jij transposeerde de akkoorden op de gitaar.
- Hij transposeerde de melodieën voor het koor.
- Zij transposeerde regelmatig stukken muziek voor haar studenten.
- Wij transponeerden de partituren voor het orkest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Transponeren with some of the pronouns.
- Ik heb de muzieknoten naar een andere toonsoort getransponeerd.
- Jij hebt de akkoorden op de gitaar getransponeerd.
- Hij heeft de melodieën voor het koor getransponeerd.
- Zij heeft regelmatig stukken muziek voor haar studenten getransponeerd.
- Wij hebben de partituren voor het orkest getransponeerd.