behangen

Conjugations List of Behangen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbehangbehingheb behangen
jij, je, ubehangtbehinghebt behangen
hij, zij, hetbehangtbehingheeft behangen
wijbehangenbehingenhebben behangen
julliebehangenbehingenhebben behangen
zij, zebehangenbehingenhebben behangen

Presens
Beta

Example presens sentences for Behangen with some of the pronouns.

  • Ik behang de muren met kleurrijk behang.
  • Hij behangt zijn slaapkamer met een gestreept motief.
  • Zij behangen de woonkamer met bloemenbehang.
  • We behangen de gang met behangpapier.
  • Jullie behangen de kinderkamer met dierenbehang.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Behangen with some of the pronouns.

  • Ik behing de muren met kleurrijk behang.
  • Hij behing zijn slaapkamer met een gestreept motief.
  • Zij behingen de woonkamer met bloemenbehang.
  • We behingen de gang met behangpapier.
  • Jullie behingen de kinderkamer met dierenbehang.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Behangen with some of the pronouns.

  • Ik heb de muren behangen met kleurrijk behang.
  • Hij heeft zijn slaapkamer behangen met een gestreept motief.
  • Zij hebben de woonkamer behangen met bloemenbehang.
  • We hebben de gang behangen met behangpapier.
  • Jullie hebben de kinderkamer behangen met dierenbehang.