treden

Conjugations List of Treden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktreedtradheb getreden
jij, je, utreedttradhebt getreden
hij, zij, hettreedttradheeft getreden
wijtredentradenhebben getreden
jullietredentradenhebben getreden
zij, zetredentradenhebben getreden

Presens
Beta

Example presens sentences for Treden with some of the pronouns.

  • Ik treed op als gastspreker tijdens de conferentie.
  • Jij treedt toe tot het nieuwe team.
  • Hij treedt regelmatig op in theaters door het hele land.
  • Wij treden op als bemiddelaar in het conflict.
  • Zij treden in de voetsporen van hun ouders.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Treden with some of the pronouns.

  • Vroeger trad ik vaak op in kleine cafés.
  • Toen ik jong was, trad jij altijd op in schoolvoorstellingen.
  • Hij trad regelmatig op met zijn band in lokale bars.
  • Wij traden op tijdens het festival vorig jaar.
  • Zij traden op als hoofdact van het concert.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Treden with some of the pronouns.

  • Ik ben vorige week opgetreden met mijn band.
  • Jij hebt al eerder opgetreden voor een groot publiek.
  • Hij is onlangs opgetreden in een bekend televisieprogramma.
  • Wij zijn samen opgetreden tijdens het jubileumconcert.
  • Zij hebben vele malen opgetreden op internationale podia.