lauweren

Conjugations List of Lauweren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklauwerlauwerdeheb gelauwerd
jij, je, ulauwertlauwerdehebt gelauwerd
hij, zij, hetlauwertlauwerdeheeft gelauwerd
wijlauwerenlauwerdenhebben gelauwerd
jullielauwerenlauwerdenhebben gelauwerd
zij, zelauwerenlauwerdenhebben gelauwerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Lauweren with some of the pronouns.

  • Ik lauwer het werk van mijn leerlingen.
  • Jij lauwert de prestaties van je collega's.
  • Hij/Zij/Het lauwert de winnaars van de wedstrijd.
  • Wij lauweren de inzet van onze vrijwilligers.
  • Jullie lauweren de kunstenaars met deze prijs.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Lauweren with some of the pronouns.

  • Ik lauwerde het werk van mijn leerlingen.
  • Jij lauwerde de prestaties van je collega's.
  • Hij/Zij/Het lauwerde de winnaars van de wedstrijd.
  • Wij lauwerden de inzet van onze vrijwilligers.
  • Jullie lauwerden de kunstenaars met deze prijs.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Lauweren with some of the pronouns.

  • Ik heb het werk van mijn leerlingen gelauwerd.
  • Jij hebt de prestaties van je collega's gelauwerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de winnaars van de wedstrijd gelauwerd.
  • Wij hebben de inzet van onze vrijwilligers gelauwerd.
  • Jullie hebben de kunstenaars met deze prijs gelauwerd.