laveren

Conjugations List of Laveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaveerlaveerdeheb gelaveerd
jij, je, ulaveertlaveerdehebt gelaveerd
hij, zij, hetlaveertlaveerdeheeft gelaveerd
wijlaverenlaveerdenhebben gelaveerd
jullielaverenlaveerdenhebben gelaveerd
zij, zelaverenlaveerdenhebben gelaveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Laveren with some of the pronouns.

  • Ik laveer door de drukke straten.
  • Jij laveert behendig door het verkeer.
  • Hij/Zij/Het laveert met gemak tussen de obstakels.
  • Wij laveren tussen verschillende opties.
  • Jullie laveren moeiteloos door het water.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Laveren with some of the pronouns.

  • Ik laveerde vaak in die rivier.
  • Jij laveerde behendig door het doolhof.
  • Hij/Zij/Het laveerde elegant over het podium.
  • Wij laveerden tussen de bomen door.
  • Jullie laveerden soepel door het verkeer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Laveren with some of the pronouns.

  • Ik heb gelaveerd langs de kustlijn.
  • Jij bent handig gelaveerd tijdens de race.
  • Hij/Zij/Het is behendig gelaveerd door de menigte.
  • Wij hebben succesvol gelaveerd tussen de concurrentie.
  • Jullie zijn moeiteloos gelaveerd door de uitdagingen.