evoceren

Conjugations List of Evoceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikevoceerevoceerdeheb geëvoceerd
jij, je, uevoceertevoceerdehebt geëvoceerd
hij, zij, hetevoceertevoceerdeheeft geëvoceerd
wijevocerenevoceerdenhebben geëvoceerd
jullieevocerenevoceerdenhebben geëvoceerd
zij, zeevocerenevoceerdenhebben geëvoceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Evoceren with some of the pronouns.

  • Ik evoceer de herinneringen aan mijn jeugd.
  • Jij evoceert emoties bij de lezers met je schrijven.
  • Hij/zij/het evoceert een gevoel van nostalgie.
  • Wij evoceren een sfeer van gezelligheid tijdens ons feest.
  • Jullie evoceren beelden van prachtige landschappen met jullie foto's.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Evoceren with some of the pronouns.

  • Ik evoceerde vaak de herinneringen aan mijn jeugd.
  • Jij evoceerde altijd emoties bij de lezers met je schrijven.
  • Hij/zij/het evoceerde regelmatig een gevoel van nostalgie.
  • Wij evoceerden vroeger een sfeer van gezelligheid tijdens ons feest.
  • Jullie evoceerden dikwijls beelden van prachtige landschappen met jullie foto's.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Evoceren with some of the pronouns.

  • Ik heb de herinneringen aan mijn jeugd geëvoceerd.
  • Jij hebt emoties bij de lezers geëvoceerd met je schrijven.
  • Hij/zij/het heeft een gevoel van nostalgie geëvoceerd.
  • Wij hebben een sfeer van gezelligheid geëvoceerd tijdens ons feest.
  • Jullie hebben beelden van prachtige landschappen geëvoceerd met jullie foto's.