verleppen

Conjugations List of Verleppen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverlepverlepteben verlept
jij, je, uverleptverleptebent verlept
hij, zij, hetverleptverlepteis verlept
wijverleppenverleptenzijn verlept
jullieverleppenverleptenzijn verlept
zij, zeverleppenverleptenzijn verlept

Presens
Beta

Example presens sentences for Verleppen with some of the pronouns.

  • Ik verleppen de bloemen in de tuin.
  • Jij verlept de planten door ze niet genoeg water te geven.
  • Hij/zij/het verlept snel als hij geen zonlicht krijgt.
  • Wij verleppen de groenten als we ze te lang laten liggen.
  • Jullie verleppen de bloemen door ze te veel aan te raken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verleppen with some of the pronouns.

  • Ik verlepte de bloemen in de tuin.
  • Jij verlepte de planten door ze niet genoeg water te geven.
  • Hij/zij/het verlepte snel toen hij geen zonlicht kreeg.
  • Wij verlepten de groenten door ze te lang te laten liggen.
  • Jullie verlepten de bloemen door ze te veel aan te raken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verleppen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen in de tuin verlept.
  • Jij hebt de planten verlept door ze te veel water te geven.
  • Hij/zij/het heeft snel verlept toen hij geen zonlicht kreeg.
  • Wij hebben de groenten verlept door ze te lang te laten liggen.
  • Jullie hebben de bloemen verlept door ze te veel aan te raken.