uitbraden

Conjugations List of Uitbraden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbraad uitbraadde uitheb uitgebraden
jij, je, ubraadt uitbraadde uithebt uitgebraden
hij, zij, hetbraadt uitbraadde uitheeft uitgebraden
wijbraden uitbraadden uithebben uitgebraden
julliebraden uitbraadden uithebben uitgebraden
zij, zebraden uitbraadden uithebben uitgebraden

Presens

Example presens sentences for Uitbraden with some of the pronouns.

  • Ik braad uit.
  • Jij braadt uit.
  • Hij/Zij braadt uit.
  • Wij braden uit.
  • Jullie braden uit.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Uitbraden with some of the pronouns.

  • Ik braadde uit.
  • Jij braadde uit.
  • Hij/Zij braadde uit.
  • Wij braadden uit.
  • Jullie braadden uit.

Perfectum

Example perfectum sentences for Uitbraden with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgebraden.
  • Jij hebt uitgebraden.
  • Hij/Zij heeft uitgebraden.
  • Wij hebben uitgebraden.
  • Jullie hebben uitgebraden.