fokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fok | fokte | heb gefokt |
jij, je, u | fokt | fokte | hebt gefokt |
hij, zij, het | fokt | fokte | heeft gefokt |
wij | fokken | fokten | hebben gefokt |
jullie | fokken | fokten | hebben gefokt |
zij, ze | fokken | fokten | hebben gefokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Fokken with some of the pronouns.
- Ik fok een nest puppy's.
- Jij fokt kippen op jouw boerderij.
- Hij/Zij fokt paarden voor de races.
- Wij fokken konijnen als huisdieren.
- Jullie fokken varkens voor de vleesindustrie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Fokken with some of the pronouns.
- Vroeger fokte ik kanaries in mijn vrije tijd.
- Toen ik jong was, fokte ik hamsters als hobby.
- Hij/Zij fokte ooit schapen voor de wolproductie.
- In die tijd fokten wij siervissen voor aquariums.
- Jullie fokten vroeger katten voor tentoonstellingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Fokken with some of the pronouns.
- Ik heb een nieuwe generatie bloemen gefokt.
- Jij hebt succesvolle wedstrijdhonden gefokt.
- Hij/Zij heeft het ras verbeterd door selectief te fokken.
- Wij hebben zeldzame vogelsoorten gefokt en behouden.
- Jullie hebben hoogwaardige melkkoeien gefokt.