afvormen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vorm af | vormde af | heb afgevormd |
jij, je, u | vormt af | vormde af | hebt afgevormd |
hij, zij, het | vormt af | vormde af | heeft afgevormd |
wij | vormen af | vormden af | hebben afgevormd |
jullie | vormen af | vormden af | hebben afgevormd |
zij, ze | vormen af | vormden af | hebben afgevormd |
Presens
Example presens sentences for Afvormen with some of the pronouns.
- Ik vorm af in de sportschool.
- Jij vormt af met gewichten.
- Hij vormt af voor een marathon.
- Zij vormt af onder begeleiding van een trainer.
- Wij vormen af op een speciaal trainingsprogramma.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Afvormen with some of the pronouns.
- Ik vormde af toen ik nog op de middelbare school zat.
- Jij vormde af voordat je op vakantie ging.
- Hij vormde af terwijl het regende.
- Zij vormde af tijdens haar verblijf in het buitenland.
- Wij vormden af op de oude sportlocatie.
Perfectum
Example perfectum sentences for Afvormen with some of the pronouns.
- Ik heb afgevormd tijdens mijn laatste trainingssessie.
- Jij hebt al eerder afgevormd.
- Hij heeft afgevormd voor een wedstrijd.
- Zij heeft succesvol afgevormd met hulp van haar coach.
- Wij hebben intensief afgevormd de afgelopen weken.