heenlopen

Conjugations List of Heenlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop heenliep heenheb heengelopen
jij, je, uloopt heenliep heenhebt heengelopen
hij, zij, hetloopt heenliep heenheeft heengelopen
wijlopen heenliepen heenhebben heengelopen
jullielopen heenliepen heenhebben heengelopen
zij, zelopen heenliepen heenhebben heengelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Heenlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop naar de supermarkt.
  • Jij loopt door het park.
  • Hij loopt snel naar school.
  • Wij lopen samen naar huis.
  • Zij lopen graag in de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Heenlopen with some of the pronouns.

  • Ik liep naar de supermarkt.
  • Jij liep door het park.
  • Hij liep snel naar school.
  • Wij liepen samen naar huis.
  • Zij liepen graag in de stad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Heenlopen with some of the pronouns.

  • Ik ben naar de winkel gelopen.
  • Jij hebt door het park gelopen.
  • Hij is snel naar school gelopen.
  • Wij zijn samen naar huis gelopen.
  • Zij zijn graag in de stad gelopen.