voortdoen

Conjugations List of Voortdoen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoe voortdeed voortheb voortgedaan
jij, je, udoet voortdeed voorthebt voortgedaan
hij, zij, hetdoet voortdeed voortheeft voortgedaan
wijdoen voortdeden voorthebben voortgedaan
julliedoen voortdeden voorthebben voortgedaan
zij, zedoen voortdeden voorthebben voortgedaan

Presens

Example presens sentences for Voortdoen with some of the pronouns.

  • Ik doe voort met mijn werk.
  • Jij doet voort met je studie.
  • Hij/Zij/Het doet voort met zijn/haar/hun project.
  • Wij doen voort met onze training.
  • Jullie doen voort met jullie onderzoek.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Voortdoen with some of the pronouns.

  • Ik deed voort met mijn werk.
  • Jij deed voort met je studie.
  • Hij/Zij/Het deed voort met zijn/haar/hun project.
  • Wij deden voort met onze training.
  • Jullie deden voort met jullie onderzoek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Voortdoen with some of the pronouns.

  • Ik heb voortgedaan met mijn werk.
  • Jij hebt voortgedaan met je studie.
  • Hij/Zij/Het heeft voortgedaan met zijn/haar/hun project.
  • Wij hebben voortgedaan met onze training.
  • Jullie hebben voortgedaan met jullie onderzoek.