bemantelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bemantel | bemantelde | heb bemanteld |
jij, je, u | bemantelt | bemantelde | hebt bemanteld |
hij, zij, het | bemantelt | bemantelde | heeft bemanteld |
wij | bemantelen | bemantelden | hebben bemanteld |
jullie | bemantelen | bemantelden | hebben bemanteld |
zij, ze | bemantelen | bemantelden | hebben bemanteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bemantelen with some of the pronouns.
- Ik bemantel de cadeaus voor het feest.
- Jij bemantelt de machine met isolatiemateriaal.
- Hij bemantelt de leidingen in het gebouw.
- Wij bemantelen de meubels met stof.
- Zij bemantelen de toren met steigers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bemantelen with some of the pronouns.
- Ik bemantelde de cadeaus voor het feest.
- Jij bemantelde de machine met isolatiemateriaal.
- Hij bemantelde de leidingen in het gebouw.
- Wij bemantelden de meubels met stof.
- Zij bemantelden de toren met steigers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bemantelen with some of the pronouns.
- Ik heb de cadeaus voor het feest bemanteld.
- Jij hebt de machine met isolatiemateriaal bemanteld.
- Hij heeft de leidingen in het gebouw bemanteld.
- Wij hebben de meubels met stof bemanteld.
- Zij hebben de toren met steigers bemanteld.