platspuiten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spuit plat | spoot plat | heb platgespoten |
jij, je, u | spuit plat | spoot plat | hebt platgespoten |
hij, zij, het | spuit plat | spoot plat | heeft platgespoten |
wij | spuiten plat | spoten plat | hebben platgespoten |
jullie | spuiten plat | spoten plat | hebben platgespoten |
zij, ze | spuiten plat | spoten plat | hebben platgespoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Platspuiten with some of the pronouns.
- Ik spuit de muur vol met verf.
- Jij spuit de bloemen water.
- Hij/zij spuit het medicijn in zijn/haar arm.
- Wij spuiten graffiti op de trein.
- Jullie spuiten de auto schoon.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Platspuiten with some of the pronouns.
- Ik spoot de muur vol met verf.
- Jij spoot de bloemen water.
- Hij/zij spoot het medicijn in zijn/haar arm.
- Wij spoten graffiti op de trein.
- Jullie spoten de auto schoon.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Platspuiten with some of the pronouns.
- Ik heb de muur volgespoten met verf.
- Jij hebt de bloemen bespoten met water.
- Hij/zij heeft het medicijn in zijn/haar arm gespoten.
- Wij hebben graffiti op de trein gespoten.
- Jullie hebben de auto schoongespoten.