debuteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | debuteer | debuteerde | heb gedebuteerd |
jij, je, u | debuteert | debuteerde | hebt gedebuteerd |
hij, zij, het | debuteert | debuteerde | heeft gedebuteerd |
wij | debuteren | debuteerden | hebben gedebuteerd |
jullie | debuteren | debuteerden | hebben gedebuteerd |
zij, ze | debuteren | debuteerden | hebben gedebuteerd |
Presens
Example presens sentences for Debuteren with some of the pronouns.
- Ik debuteer als acteur in een nieuwe film.
- Jij debuteert als schrijver met je eerste roman.
- Hij debuteert als zanger op het grote podium.
- Zij debuteert als balletdanseres bij het nationale balletgezelschap.
- Wij debuteren als band op het lokale muziekfestival.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Debuteren with some of the pronouns.
- Vroeger debuteerde ik regelmatig als acteur in lokale theaterproducties.
- Toen ik jong was, debuteerde jij vaak als sporter in verschillende wedstrijden.
- Hij debuteerde jaarlijks als deelnemer aan de carnavalsoptocht.
- Zij debuteerde herhaaldelijk als spreker op internationale conferenties.
- In mijn studententijd debuteerden wij geregeld als feestorganisatoren.
Perfectum
Example perfectum sentences for Debuteren with some of the pronouns.
- Ik heb gedebuteerd als presentator op de televisie.
- Jij hebt gedebuteerd als kunstenaar met je eerste tentoonstelling.
- Hij heeft gedebuteerd als chef-kok in een gerenommeerd restaurant.
- Zij heeft gedebuteerd als auteur met haar debuutroman.
- Wij hebben gedebuteerd als ondernemers met onze eigen start-up.