losspringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spring los | sprong los | ben losgesprongen |
jij, je, u | springt los | sprong los | bent losgesprongen |
hij, zij, het | springt los | sprong los | is losgesprongen |
wij | springen los | sprongen los | zijn losgesprongen |
jullie | springen los | sprongen los | zijn losgesprongen |
zij, ze | springen los | sprongen los | zijn losgesprongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Losspringen with some of the pronouns.
- Ik spring los van de grond.
- Jij springt los van de tak.
- Hij/Zij springt los van het touw.
- Wij springen los in het water.
- Zij springen los van elkaar.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Losspringen with some of the pronouns.
- Ik sprong los van de grond.
- Jij sprong los van de tak.
- Hij/Zij sprong los van het touw.
- Wij sprongen los in het water.
- Zij sprongen los van elkaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Losspringen with some of the pronouns.
- Ik ben losgesprongen van de grond.
- Jij bent losgesprongen van de tak.
- Hij/Zij is losgesprongen van het touw.
- Wij zijn losgesprongen in het water.
- Zij zijn losgesprongen van elkaar.