opeenstapelen

Conjugations List of Opeenstapelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstapel opeenstapelde opeenheb opeengestapeld
jij, je, ustapelt opeenstapelde opeenhebt opeengestapeld
hij, zij, hetstapelt opeenstapelde opeenheeft opeengestapeld
wijstapelen opeenstapelden opeenhebben opeengestapeld
julliestapelen opeenstapelden opeenhebben opeengestapeld
zij, zestapelen opeenstapelden opeenhebben opeengestapeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Opeenstapelen with some of the pronouns.

  • Ik stapel opeen.
  • Jij stapelt opeen.
  • Hij/Zij/Het stapelt opeen.
  • Wij stapelen opeen.
  • Jullie stapelen opeen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opeenstapelen with some of the pronouns.

  • Ik stapelde opeen.
  • Jij stapelde opeen.
  • Hij/Zij/Het stapelde opeen.
  • Wij stapelden opeen.
  • Jullie stapelden opeen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opeenstapelen with some of the pronouns.

  • Ik heb opgestapeld.
  • Jij hebt opgestapeld.
  • Hij/Zij/Het heeft opgestapeld.
  • Wij hebben opgestapeld.
  • Jullie hebben opgestapeld.