intuigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tuig in | tuigde in | heb ingetuigd |
jij, je, u | tuigt in | tuigde in | hebt ingetuigd |
hij, zij, het | tuigt in | tuigde in | heeft ingetuigd |
wij | tuigen in | tuigden in | hebben ingetuigd |
jullie | tuigen in | tuigden in | hebben ingetuigd |
zij, ze | tuigen in | tuigden in | hebben ingetuigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Intuigen with some of the pronouns.
- Ik intuig
- Jij intuigt
- Hij/Zij/Het intuigt
- Wij intuigen
- Jullie intuigen
- Zij intuigen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Intuigen with some of the pronouns.
- Ik intuigde
- Jij intuigde
- Hij/Zij/Het intuigde
- Wij intuigden
- Jullie intuigden
- Zij intuigden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Intuigen with some of the pronouns.
- Ik heb geïntuigd
- Jij hebt geïntuigd
- Hij/Zij/Het heeft geïntuigd
- Wij hebben geïntuigd
- Jullie hebben geïntuigd
- Zij hebben geïntuigd