verspelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verspeel | verspeelde | heb verspeeld |
jij, je, u | verspeelt | verspeelde | hebt verspeeld |
hij, zij, het | verspeelt | verspeelde | heeft verspeeld |
wij | verspelen | verspeelden | hebben verspeeld |
jullie | verspelen | verspeelden | hebben verspeeld |
zij, ze | verspelen | verspeelden | hebben verspeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verspelen with some of the pronouns.
- Ik verspeel mijn sleutels vaak.
- Jij verspeelt altijd je kansen.
- Hij verspeelt zijn geld aan gokken.
- Wij verspelen de wedstrijd door een penaltyfout.
- Zij verspelen hun tijd met tv-kijken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verspelen with some of the pronouns.
- Ik verspeelde mijn sleutels vaak.
- Jij verspeelde altijd je kansen.
- Hij verspeelde zijn geld aan gokken.
- Wij verspeelden de wedstrijd door een penaltyfout.
- Zij verspeelden hun tijd met tv-kijken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verspelen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn sleutels verspeeld.
- Jij hebt je kansen altijd verspeeld.
- Hij heeft zijn geld verspeeld aan gokken.
- Wij hebben de wedstrijd verspeeld door een penaltyfout.
- Zij hebben hun tijd verspeeld met tv-kijken.