traliën

Conjugations List of Traliën.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktralietraliedeheb getralied
jij, je, utraliettraliedehebt getralied
hij, zij, hettraliettraliedeheeft getralied
wijtraliëntraliedenhebben getralied
jullietraliëntraliedenhebben getralied
zij, zetraliëntraliedenhebben getralied

Presens
Beta

Example presens sentences for Traliën with some of the pronouns.

  • Ik traliëer de ramen in mijn huis.
  • Jij traliëert de tuindeuren van de schuur.
  • Hij traliëert de celdeuren in de gevangenis.
  • Wij traliëren de ramen van het kantoorpand.
  • Zij traliëeren de poorten van het kasteel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Traliën with some of the pronouns.

  • Vroeger tralieerde ik de ramen in mijn huis.
  • Vroeger tralieerde jij de tuindeuren van de schuur.
  • Vroeger tralieerde hij de celdeuren in de gevangenis.
  • Vroeger tralieerden wij de ramen van het kantoorpand.
  • Vroeger tralieerden zij de poorten van het kasteel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Traliën with some of the pronouns.

  • Ik heb de ramen getralied in mijn huis.
  • Jij hebt de tuindeuren van de schuur getralied.
  • Hij heeft de celdeuren in de gevangenis getralied.
  • Wij hebben de ramen van het kantoorpand getralied.
  • Zij hebben de poorten van het kasteel getralied.