omkringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | omkring | omkringde | heb omkringd |
jij, je, u | omkringt | omkringde | hebt omkringd |
hij, zij, het | omkringt | omkringde | heeft omkringd |
wij | omkringen | omkringden | hebben omkringd |
jullie | omkringen | omkringden | hebben omkringd |
zij, ze | omkringen | omkringden | hebben omkringd |
PresensBeta
Example presens sentences for Omkringen with some of the pronouns.
- Ik omkring de tuin met een hek.
- Jij omkringt het probleem met je creativiteit.
- Hij/Zij omsluit de stad met een muur.
- Wij omringen onszelf met goede vrienden.
- Jullie omkringen de tafel met stoelen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omkringen with some of the pronouns.
- Ik omkringde de tuin met een hek.
- Jij omkringde het probleem met je creativiteit.
- Hij/Zij omsloot de stad met een muur.
- Wij omringden onszelf met goede vrienden.
- Jullie omkringden de tafel met stoelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omkringen with some of the pronouns.
- Ik heb de tuin omkringd met een hek.
- Jij hebt het probleem omkringd met je creativiteit.
- Hij/Zij heeft de stad omsloten met een muur.
- Wij hebben onszelf omringd met goede vrienden.
- Jullie hebben de tafel omkringd met stoelen.