meubelen

Conjugations List of Meubelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmeubelmeubeldeheb gemeubeld
jij, je, umeubeltmeubeldehebt gemeubeld
hij, zij, hetmeubeltmeubeldeheeft gemeubeld
wijmeubelenmeubeldenhebben gemeubeld
julliemeubelenmeubeldenhebben gemeubeld
zij, zemeubelenmeubeldenhebben gemeubeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Meubelen with some of the pronouns.

  • Ik meubel de woonkamer op.
  • Jij meubelt je slaapkamer.
  • Hij/Zij/Het meubelt het kantoor.
  • Wij meubelen de keuken in.
  • Jullie meubelen de tuin mooi op.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meubelen with some of the pronouns.

  • Vroeger meubelde ik de woonkamer op.
  • Vroeger meubelde jij je slaapkamer.
  • Vroeger meubelde hij/zij/het het kantoor.
  • Vroeger meubelden wij de keuken in.
  • Vroeger meubelden jullie de tuin mooi op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meubelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de woonkamer gemeubeld.
  • Jij hebt je slaapkamer gemeubeld.
  • Hij/Zij/Het heeft het kantoor gemeubeld.
  • Wij hebben de keuken gemeubeld.
  • Jullie hebben de tuin mooi gemeubeld.