zomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zoom | zoomde | heb gezoomd |
jij, je, u | zoomt | zoomde | hebt gezoomd |
hij, zij, het | zoomt | zoomde | heeft gezoomd |
wij | zomen | zoomden | hebben gezoomd |
jullie | zomen | zoomden | hebben gezoomd |
zij, ze | zomen | zoomden | hebben gezoomd |
PresensBeta
Example presens sentences for Zomen with some of the pronouns.
- Ik zom
- Jij zomt
- Hij/Zij/Het zomt
- Wij jommen
- Jullie jommen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zomen with some of the pronouns.
- Ik zomde
- Jij zomde
- Hij/Zij/Het zomde
- Wij zomden
- Jullie zomden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zomen with some of the pronouns.
- Ik heb gezoomd
- Jij hebt gezoomd
- Hij/Zij/Het heeft gezoomd
- Wij hebben gezoomd
- Jullie hebben gezoomd