morren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mor | morde | heb gemord |
jij, je, u | mort | morde | hebt gemord |
hij, zij, het | mort | morde | heeft gemord |
wij | morren | morden | hebben gemord |
jullie | morren | morden | hebben gemord |
zij, ze | morren | morden | hebben gemord |
PresensBeta
Example presens sentences for Morren with some of the pronouns.
- Ik mor, jij morrt, hij morrt.
- Wij morren elke ochtend over het vroege opstaan.
- Jullie morren altijd over het eten in de kantine.
- De kinderen morren omdat ze geen snoep mogen.
- De studenten morren over de hoge studiekosten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Morren with some of the pronouns.
- Vroeger morde ik altijd als mijn ouders me naar bed stuurden.
- Toen we klein waren, morrden we vaak over wie er mocht kiezen welke film we gingen kijken.
- Hij morrde voortdurend over het gebrek aan parkeerplaatsen.
- In die tijd morrden de mensen veel over de belastingen.
- Elke keer als ik boodschappen moest doen, morrde ik over de drukte in de supermarkt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Morren with some of the pronouns.
- Ik heb gemord over de slechte service.
- Jij hebt gisteren gemorrd over het verlies van je favoriete team.
- Hij is al lang aan het morren over zijn salaris.
- Wij hebben vaak gemorrd over de drukte in de stad.
- Jullie hebben veel gemorrd tijdens de lange wandeling.