doorbranden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brand door | brandde door | heb doorgebrand |
jij, je, u | brandt door | brandde door | hebt doorgebrand |
hij, zij, het | brandt door | brandde door | heeft doorgebrand |
wij | branden door | brandden door | hebben doorgebrand |
jullie | branden door | brandden door | hebben doorgebrand |
zij, ze | branden door | brandden door | hebben doorgebrand |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorbranden with some of the pronouns.
- Ik brand door tijdens het studeren.
- Jij brandt door als je te lang achter de computer zit.
- Hij brandt door wanneer hij veel kaarsen aansteekt.
- Zij brandt door als ze haar auto te lang laat stationair draaien.
- Wij branden door als we te lang in de zon blijven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorbranden with some of the pronouns.
- Ik brandde door tijdens mijn vakantie.
- Jij brandde door terwijl je aan het koken was.
- Hij brandde door toen hij per ongeluk de stekker in het stopcontact liet zitten.
- Zij brandde door tijdens het feestje.
- Wij brandden door toen de elektriciteit uitviel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorbranden with some of the pronouns.
- Ik ben doorgedraaid na al die stress.
- Jij bent doorgedraaid door al dat lawaai.
- Hij is doorgedraaid na het verlies van zijn baan.
- Zij is doorgedraaid nadat ze haar sleutels had verloren.
- Wij zijn doorgedraaid na het horen van het slechte nieuws.