aanvatten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vat aan | vatte aan | heb aangevat |
jij, je, u | vat aan | vatte aan | hebt aangevat |
hij, zij, het | vat aan | vatte aan | heeft aangevat |
wij | vatten aan | vatten aan | hebben aangevat |
jullie | vatten aan | vatten aan | hebben aangevat |
zij, ze | vatten aan | vatten aan | hebben aangevat |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanvatten with some of the pronouns.
- Ik vat het project aan.
- Jij vat de situatie aan.
- Hij vat de taak aan.
- Wij vatten het onderwerp aan.
- Zij vatten de training aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanvatten with some of the pronouns.
- Ik vatte het project aan.
- Jij vatte de situatie aan.
- Hij vatte de taak aan.
- Wij vatten het onderwerp aan.
- Zij vatten de training aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanvatten with some of the pronouns.
- Ik heb het project aangevat.
- Jij hebt de situatie aangevat.
- Hij heeft de taak aangevat.
- Wij hebben het onderwerp aangevat.
- Zij hebben de training aangevat.