aankloppen

Conjugations List of Aankloppen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklop aanklopte aanheb aangeklopt
jij, je, uklopt aanklopte aanhebt aangeklopt
hij, zij, hetklopt aanklopte aanheeft aangeklopt
wijkloppen aanklopten aanhebben aangeklopt
julliekloppen aanklopten aanhebben aangeklopt
zij, zekloppen aanklopten aanhebben aangeklopt

Presens

Example presens sentences for Aankloppen with some of the pronouns.

  • Ik klop aan bij de buurman om een kop suiker te lenen.
  • Jij klopt aan bij de deur van het restaurant om een tafel te reserveren.
  • Hij/Zij klopt aan bij de dokter vanwege een pijntje in zijn/haar knie.
  • Wij kloppen aan bij de gemeente voor hulp bij het verkrijgen van een vergunning.
  • Jullie kloppen aan bij de buren om te vragen of ze mee willen doen aan een buurtfeest.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aankloppen with some of the pronouns.

  • Ik klopte aan bij de bakker, maar hij was al gesloten.
  • Jij klopte aan bij je vriend, maar hij was niet thuis.
  • Hij/Zij klopte aan bij de buren om hulp te vragen bij het tillen van een zware kast.
  • Wij klopten aan bij het hotel, maar er was geen beschikbare kamer meer.
  • Jullie klopten aan bij de politie om aangifte te doen van de gestolen fiets.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aankloppen with some of the pronouns.

  • Ik ben aangeklopt bij mijn vriendin en we hebben een gezellige avond gehad.
  • Jij bent aangeklopt bij de werkgever en hebt een sollicitatiegesprek gehad.
  • Hij/Zij is aangeklopt bij de bank om een lening aan te vragen.
  • Wij zijn aangeklopt bij de school om informatie te krijgen over de inschrijfprocedure.
  • Jullie zijn aangeklopt bij de verzekeraar om een schadeclaim in te dienen.