dempen

Conjugations List of Dempen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdempdempteheb gedempt
jij, je, udemptdemptehebt gedempt
hij, zij, hetdemptdempteheeft gedempt
wijdempendemptenhebben gedempt
julliedempendemptenhebben gedempt
zij, zedempendemptenhebben gedempt

Presens
Beta

Example presens sentences for Dempen with some of the pronouns.

  • Ik demp de geluiden in de kamer.
  • Jij dempt het lawaai met oordopjes.
  • Hij dempt de trillingen van de machine.
  • Wij dempen de muziek tijdens de vergadering.
  • Zij dempen de emoties om kalm te blijven.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dempen with some of the pronouns.

  • Ik dempte de geluiden in de kamer.
  • Jij dempte het lawaai met oordopjes.
  • Hij dempte de trillingen van de machine.
  • Wij dempten de muziek tijdens de vergadering.
  • Zij dempten de emoties om kalm te blijven.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dempen with some of the pronouns.

  • Ik heb de geluiden in de kamer gedempt.
  • Jij hebt het lawaai met oordopjes gedempt.
  • Hij heeft de trillingen van de machine gedempt.
  • Wij hebben de muziek tijdens de vergadering gedempt.
  • Zij hebben de emoties gedempt om kalm te blijven.