herbeginnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herbegin | herbegon | ben herbegonnen |
jij, je, u | herbegint | herbegon | bent herbegonnen |
hij, zij, het | herbegint | herbegon | is herbegonnen |
wij | herbeginnen | herbegonnen | zijn herbegonnen |
jullie | herbeginnen | herbegonnen | zijn herbegonnen |
zij, ze | herbeginnen | herbegonnen | zijn herbegonnen |
PresensBeta
Example presens sentences for Herbeginnen with some of the pronouns.
- Ik herbegin elke dag met mijn taak.
- Jij herbegint je studie na de zomervakantie.
- Hij/Zij/Het herbegint het spel vanaf het begin.
- Wij herbeginnen de vergadering om 10.00 uur.
- Zij herbeginnen hun training na een korte pauze.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herbeginnen with some of the pronouns.
- Vroeger herbegon ik altijd met sporten in de ochtend.
- Toen ik jonger was, herbegon jij vaak met tekenen.
- Hij/Zij/Het begon telkens opnieuw met het oplossen van puzzels.
- In die tijd herbegonnen wij regelmatig met reizen.
- Als kind herbegonnen zij graag met verstoppertje spelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herbeginnen with some of the pronouns.
- Ik ben opnieuw begonnen met mijn project.
- Jij bent al eerder herbegonnen met deze cursus.
- Hij/Zij/Het is weer begonnen met het lezen van dat boek.
- Wij zijn opnieuw begonnen met de voorbereidingen.
- Zij zijn al herbegonnen met het renoveren van hun huis.