bekogelen

Conjugations List of Bekogelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbekogelbekogeldeheb bekogeld
jij, je, ubekogeltbekogeldehebt bekogeld
hij, zij, hetbekogeltbekogeldeheeft bekogeld
wijbekogelenbekogeldenhebben bekogeld
julliebekogelenbekogeldenhebben bekogeld
zij, zebekogelenbekogeldenhebben bekogeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Bekogelen with some of the pronouns.

  • Ik bekogel de muur met sneeuwballen.
  • Jij bekogelt je vrienden met grapjes.
  • Hij bekogelt de politieauto met stenen.
  • Wij bekogelen elkaar met waterballonnen.
  • Jullie bekogelen de leraar met vragen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bekogelen with some of the pronouns.

  • Ik bekogelde mijn buurman met sneeuwballen.
  • Jij bekogelde je zus met kussen.
  • Hij bekogelde de auto met appels.
  • Wij bekogelden de bomen met appels.
  • Jullie bekogelden de grond met confetti.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bekogelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de ruiten bekogeld met verf.
  • Jij hebt je broer bekogeld met marshmallows.
  • Hij heeft de brievenbus bekogeld met eieren.
  • Wij hebben elkaar bekogeld met confetti.
  • Jullie hebben de taart bekogeld met slagroom.