pramen

Conjugations List of Pramen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpraampraamdeheb gepraamd
jij, je, upraamtpraamdehebt gepraamd
hij, zij, hetpraamtpraamdeheeft gepraamd
wijpramenpraamdenhebben gepraamd
julliepramenpraamdenhebben gepraamd
zij, zepramenpraamdenhebben gepraamd

Presens

Example presens sentences for Pramen with some of the pronouns.

  • Ik pram
  • Jij praamt
  • Hij/Zij pramt
  • Wij pramen
  • Jullie pramen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Pramen with some of the pronouns.

  • Ik pramde
  • Jij pramde
  • Hij/Zij pramde
  • Wij pramden
  • Jullie pramden

Perfectum

Example perfectum sentences for Pramen with some of the pronouns.

  • Ik heb gepramd
  • Jij hebt gepramd
  • Hij/Zij heeft gepramd
  • Wij hebben gepramd
  • Jullie hebben gepramd