dunken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | null | null | null |
jij, je, u | null | null | null |
hij, zij, het | dunkt me | arch. docht me | heeft gedocht |
wij | null | null | null |
jullie | null | null | null |
zij, ze | null | null | null |
PresensBeta
Example presens sentences for Dunken with some of the pronouns.
- Ik dunken dat het een goed idee is.
- Jij dunken dat hij gelijk heeft.
- Hij/Zij dunken dat we op tijd zullen aankomen.
- Wij dunken dat zij veel ervaring heeft.
- Zij dunken dat de film interessant zal zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dunken with some of the pronouns.
- Ik dacht dat het een goed idee was.
- Jij dacht dat hij gelijk had.
- Hij/Zij dacht dat we op tijd zouden aankomen.
- Wij dachten dat zij veel ervaring had.
- Zij dachten dat de film interessant zou zijn.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dunken with some of the pronouns.
- Ik heb gedunkt dat het een goed idee was.
- Jij hebt gedunkt dat hij gelijk had.
- Hij/Zij heeft gedunkt dat we op tijd zouden aankomen.
- Wij hebben gedunkt dat zij veel ervaring had.
- Zij hebben gedunkt dat de film interessant zou zijn.