bijsmeren

Conjugations List of Bijsmeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksmeer bijsmeerde bijheb bijgesmeerd
jij, je, usmeert bijsmeerde bijhebt bijgesmeerd
hij, zij, hetsmeert bijsmeerde bijheeft bijgesmeerd
wijsmeren bijsmeerden bijhebben bijgesmeerd
julliesmeren bijsmeerden bijhebben bijgesmeerd
zij, zesmeren bijsmeerden bijhebben bijgesmeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijsmeren with some of the pronouns.

  • Ik smeer bij om mijn huid te beschermen tegen de zon.
  • Jij smeert bij wanneer je merkt dat de verf niet egaal is.
  • Hij smeert bij voor extra glans op zijn schoenen.
  • Zij smeert bij om de kleur van haar lippenstift intenser te maken.
  • Wij smeren bij als het eten te flauw smaakt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijsmeren with some of the pronouns.

  • Ik smeerde bij toen ik zag dat de boterham nog niet helemaal bedekt was met beleg.
  • Jij smeerde bij terwijl ik de verf aan het roeren was.
  • Hij smeerde bij toen de zon begon te schijnen.
  • Zij smeerde bij nadat ze haar nagels had gelakt.
  • Wij smeerden bij omdat er niet genoeg saus op de pasta zat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijsmeren with some of the pronouns.

  • Ik heb bijgesmeerd om de vlekken op mijn kleding te verbergen.
  • Jij hebt bijgesmeerd nadat de olie in de motor was ververst.
  • Hij heeft bijgesmeerd om de roestplekken op de auto te camoufleren.
  • Zij heeft bijgesmeerd voordat ze naar het feest ging.
  • Wij hebben bijgesmeerd omdat de schuurmachine strepen achterliet.