wegscheuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | scheur weg | scheurde weg | heb weggescheurd |
jij, je, u | scheurt weg | scheurde weg | hebt weggescheurd |
hij, zij, het | scheurt weg | scheurde weg | heeft weggescheurd |
wij | scheuren weg | scheurden weg | hebben weggescheurd |
jullie | scheuren weg | scheurden weg | hebben weggescheurd |
zij, ze | scheuren weg | scheurden weg | hebben weggescheurd |
Presens
Example presens sentences for Wegscheuren with some of the pronouns.
- Ik scheur de brief in stukken.
- Jij scheurt het papier uit het boek.
- Hij scheurt de foto van de muur.
- Wij scheuren de oude krant in repen.
- Zij scheuren de verpakking open.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wegscheuren with some of the pronouns.
- Ik scheurde de brief in stukken.
- Jij scheurde het papier uit het boek.
- Hij scheurde de foto van de muur.
- Wij scheurden de oude krant in repen.
- Zij scheurden de verpakking open.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wegscheuren with some of the pronouns.
- Ik heb de brief in stukken gescheurd.
- Jij hebt het papier uit het boek gescheurd.
- Hij heeft de foto van de muur gescheurd.
- Wij hebben de oude krant in repen gescheurd.
- Zij hebben de verpakking opengescheurd.