enumereren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | enumereer | enumereerde | heb geënumereerd |
jij, je, u | enumereert | enumereerde | hebt geënumereerd |
hij, zij, het | enumereert | enumereerde | heeft geënumereerd |
wij | enumereren | enumereerden | hebben geënumereerd |
jullie | enumereren | enumereerden | hebben geënumereerd |
zij, ze | enumereren | enumereerden | hebben geënumereerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Enumereren with some of the pronouns.
- Ik enumerateer de belangrijkste punten van de presentatie.
- Jij enumeert de verschillende voorbeelden in je essay.
- Hij/Zij nummert de pagina's van het boek.
- Wij enumereren de voordelen van deze nieuwe methode.
- Jullie tellen en nummeren de producten in het magazijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Enumereren with some of the pronouns.
- Ik enumereerde de stappen van het experiment.
- Jij nummerde de paragrafen van het artikel.
- Hij/Zij telde en noemde de namen van de aanwezigen.
- Wij ordenden de gegevens op een logische manier.
- Jullie somden de argumenten van de debaters op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Enumereren with some of the pronouns.
- Ik heb geënumereerd welke taken voltooid zijn.
- Jij hebt de genoemde punten nauwkeurig geordend.
- Hij/Zij heeft alle items op de lijst netjes genummerd.
- Wij hebben de belangrijkste onderwerpen van de lezing geïdentificeerd.
- Jullie hebben de statistieken zorgvuldig opgesomd.