honen

Conjugations List of Honen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhoonhoondeheb gehoond
jij, je, uhoonthoondehebt gehoond
hij, zij, hethoonthoondeheeft gehoond
wijhonenhoondenhebben gehoond
julliehonenhoondenhebben gehoond
zij, zehonenhoondenhebben gehoond

Presens

Example presens sentences for Honen with some of the pronouns.

  • Ik honeer mijn ouders door hen regelmatig te bezoeken.
  • Jij hoeft je niet te honen, je hebt je best gedaan.
  • Hij honoreert zijn belofte altijd.
  • Zij honoreren de factuur binnen de gestelde termijn.
  • Wij honen onze gasten met goede service.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Honen with some of the pronouns.

  • Vroeger eerde ik mijn grootouders met een bloemetje op hun verjaardag.
  • Toen ik jong was, eerde ik altijd mijn docenten op het einde van het schooljaar.
  • Hij eerde zijn vader door zijn advies ter harte te nemen.
  • Zij eerden de traditie door het lied te zingen bij elke bijeenkomst.
  • Wij eerden de overledenen met een minuut stilte.

Perfectum

Example perfectum sentences for Honen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn ouders geĆ«erd door een toespraak te houden op hun jubileumfeest.
  • Jij hebt jezelf geĆ«erd met die prestatie.
  • Hij heeft zijn verplichtingen gehonoreerd en is op tijd gekomen.
  • Zij hebben de prijzen geĆ«erd tijdens de ceremonie.
  • Wij hebben onze mentor geĆ«erd voor zijn inzet en begeleiding.