toefluisteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fluister toe | fluisterde toe | heb toegefluisterd |
jij, je, u | fluistert toe | fluisterde toe | hebt toegefluisterd |
hij, zij, het | fluistert toe | fluisterde toe | heeft toegefluisterd |
wij | fluisteren toe | fluisterden toe | hebben toegefluisterd |
jullie | fluisteren toe | fluisterden toe | hebben toegefluisterd |
zij, ze | fluisteren toe | fluisterden toe | hebben toegefluisterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Toefluisteren with some of the pronouns.
- Ik fluister haar iets toe tijdens de les.
- Jij fluistert ons geheimzinnig iets toe.
- Hij/zij fluistert iets in zijn/haar oor.
- Wij fluisteren elkaar grapjes toe op het feest.
- Jullie fluisteren stiekem iets naar elkaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toefluisteren with some of the pronouns.
- Ik heb haar iets toegefluisterd tijdens de les.
- Jij hebt ons geheimzinnig iets toegfluisterd.